Maria's Wiegelied

strofe 1

Slaap maar m’n prinsje, nu ben je nog klein,
maar eens zal jij de verlosser zijn.
Al ben je heilig, toch ben je arm.
Hier ben je veilig in mama’s arm.
Straks ben je koning, maar nu heel gewoon.
Ik ben je moeder en jij bent mijn zoon.

strofe 2

Groei maar m’n prinsje, je loopt en je praat.
Eens komt de dag dat je mij verlaat.
Zo is het leven, straks ben je groot.
Kom nog maar even op mama’s schoot.
Straks ben je koning, maar nu heel gewoon.
Ik ben je moeder en jij bent mijn zoon.

strofe 3

Ga maar mijn prins, dit is het moment.
Ik laat je gaan, ik weet wie je bent.
Hier was je veilig, hier is mijn huis.
Straks moet je lijden, dan komt het kruis.
Dan ben je koning en krijg je een kroon,
maar ik blijf je moeder en jij blijft mijn zoon.